De geschiedenis van Portugal
De geschiedenis in het kort
Rond 2000 jaar v.Chr. werd het Iberisch schiereiland overstroomd door Kelten en Iberiërs. De strijdlustige stam der Lusitaniërs bouwde op bijna elke heuvel in het noorden zijn castro's (versterkte bergstadjes).
In 218 v.Chr. vielen de Romeinen binnen en die konden hun hegemonie pas na felle strijd in 26 v.Chr.
vestigen. Op veel plekken zijn dan ook brokken cultuur van de Romeinse- en middeleeuwse tijden te vinden,
zoals de gerestaureerde arena in Bobadela (nabij Oliveira do Hospital).
Tegen het eind van de 6e eeuw maakten de invallende Westgoten en andere Germaanse stammen een einde
aan de Romeinse heerschappij.
In de 8e eeuw verschenen er nieuwe veroveraars: de Moren uit Noord Afrika. Zij veroverden het land in korte tijd en kwamen zelfs over de Pyreneeën (slag bij Tours en Poitiers in 732 van Karel Martel) en werden toen weer langzaam teruggedreven. De Moren waren niet gekomen om te vernietigen en uit te buiten. Zij brachten een hoge beschaving met zich mee en waren in de landbouw, industrie, techniek en wetenschappen hun tijd ver vooruit. Vele gewoonten en gebruiken en ook kunstopvattingen werden door de overwonnenen overgenomen.
De Moren waren een doorn in het oog van de Christelijke wereld en in de 11e eeuw begon vanuit Castillië de zgn. Reconquista, de herverovering.
In 1128 maakte het graafschap Portucalia (genoemd naar de Romeinse nederzetting Portus Cale, in de
middeleeuwen Portucale geheten, nu Porto) zich los van Castillië en kreeg een eigen koning Alfonso I,
de eerste van de Bourgondische dynastie, die regeerde tot het eind van de 14e eeuw.
Met koning João (1385-1433) uit de Avis dynastie brak een glorierijke tijd voor Portugal aan. Hij
versloeg de Castillianen in 1385 beslissend en ging een bondgenootschap met Engeland aan. Dit was ook de
eerste koning die zijn blik over de wereldzeeën wierp en de grondslag legde voor het grote Portugese
koloniale rijk. Zijn zoon Hendrik de Zeevaarder was nog beroemder,
omdat hij zijn schepen uitzond naar west Afrika, rond Kaap de Goede Hoop (Bartelomeus Dias), Indië
(Vasco da Gama) en Brazilië (Pedro Alvares Cabral).
In 1580 komt het land onder het bewind van de Spaanse koning Philips II en wordt het land (net als in de Hollanden) stevig uitgebuit.
In 1640 wist Portugal zich te ontworstelen aan Spanje, maar de welvaart kwam niet terug. In 1703 werd het land bij het verdrag van Methuen zelfs financieel afhankelijk van Engeland.
Na de Napoleontische oorlogen en de Franse bezetting in het begin van de 19e eeuw werden de Portugese koningen wat democratischer, maar de economie bleef maar achteruitgaan.
In 1910 werd de republiek uitgeroepen, waarna in 1926 een militaire staatsgreep plaatsvond en het Salazar-bewind werd ingesteld. De ontevredenheid over het bewind (met name het beleid in de koloniën) uitte zich in 1974 (de Anjerrevolutie) in een machtswisseling, die het moderne Portugal gestalte gaf.